Wanneer je insulineresistent bent gaat de lever dus glucose beginnen aanmaken, maar zal je ook meer hongergevoel hebben. Want als de cel insulineresistent is, kan het geen suiker opnemen, en verkeert het dus in een noodsituatie met een gebrek aan energie. Dit signaal (‘help! Ik heb een energietekort!’) vangen de hersenen op, waardoor een hongergevoel geproduceerd wordt. Dit hongergevoel zou op zijn beurt een beweging moeten teweegbrengen in de zoektocht naar eten, en dan liefst zoet. Alleen brengt dit geen zoden aan de dijk: want wanneer je nu suikers gaat eten, kunnen ze door de insulineresistentie nog stééds niet in je cel, en krijg je gewoon een opstapeling van glucose in je bloed. Dit teveel aan bloedsuiker wordt op zijn beurt dan nog eens omgezet in vet, waarbij je een verhoogde vetopslag hebt, vooral in de buik (gewichtstoename) en/of rond de organen (geen gewichtstoename noodzakelijk). Overgewicht kan een gevolg zijn, maar IR komt ook voor bij slanke mensen.
Je raakt dus stilaan ondervoed, omdat de cellen bijna geen glucose en insuline meer kunnen opnemen, terwijl je lichaam steeds dikker wordt.